maandag 18 mei 2009

Shop Shop

Once we used to be critical and sharp. Filtering phenomena and distill essentials. Now we pathetically run in circles, meeting the ones we were yesterday and don’t give a damn, as long as a variety of new entries to old dreams is offered. Chop Chop it goes. Busy, busy. Busy little bees. Shop Shop it goes. We add phenomena to our profile without examining them. We replace the real thing with phenomena. Tired of worn out symbols, we get ourselves another religion. The one that mostly relates to the self. Fed up with left, you move to the right. It’s not because left wing has changed a lot ideologically, it’s because you have been planning all along that you would never stick to their ideas forever. It’s the sheduled big leap into another change while you are not really sure what has actually changed. You google “Holocaust” as you start believing those that denied it ever happened. Happy with second hand sources, you’re particulary charmed by the amount of hits that followed your search request and conclude that there might be fire where there is smoke. We are not happy with the one we once called “love of our life”. No big deal. Now’s the time to dump the drag, divide the vynil record collection, pick out the juicy bits when she looks the other way, divide the children. Shopping for another love or even better: a friend with benefits. Disturbing the smokescreen that once kept the family out of the forcefield. Change flavours for the Lattechino at Antonio’s became a bit of a bore. Egalomaniacly breathing the same air as all the others do that run in ovales and finally spiralling down on a lower level where Darwin is considered a blasphemous nutter.
Scientists still wonder why the great Maya civilisation ceased to exist. Well, I guess the angel of decay is now amongst us, and more then ever ready to eat menkinds collective memory from the fluffy borders of time while still dieing from starvation.

dinsdag 28 april 2009

Broze botten

Als m’n broze botten rusten, mijn handen over je vlezige buik glijden
De koele berging in de gladde lakens
Het zoemende denken dat stilstaat
Op de lijkwade van de geheime stilte na, is er enkel de holle klank van de kamer
Die onze lichamen bindt
De avond die donker en grijs van de ramen eet.

Niks
Een moment dat vrij is van de hectische drang om op te vullen
Veilig weggeborgen in een kussensloop, rust mijn denken op jouw schouder

Niet langer deren mij
Proletenkommer of kwade kwel

vrijdag 17 april 2009

Memento Mori (Keep in mind you’re mortal)

Zo’n dag. Je weet wel.
Wanneer het Belgische weer aarzelend zijn weg zoekt tussen lauwe nattigheid en dikke sluiers van vochtzwangere mist, zonder een mogelijkheid te vinden om het gehemelte open te rekken en wat zonlicht uit de reserves te halen. Op zo’n van bij het krieken tot op de draad versleten dag die de naar zon snakkende mensen wellicht geen soulaas zal brengen. Je weet wel. Wanneer het buiten ruikt naar gistende groenten en je met een bezwaarde maag de wereld en zijn klonterende deeltjes voorgoed de rug wil toekeren. Zo’n dag.

Deeltjes van afbrokkelende menselijkheid. Of is het een bijzonder nerveus en wriemelend netwerk van scheurtjes en barstjes in de culturele opperhuid ? Amper een vlies dik. Mijn enige menselijke communicatie in de buitenwereld bestond er tot op heden in om de buurman te groeten met een afgemeten knik met het hoofd. Geen glimlach. Hebben we, weliswaar zonder duidelijke reden, afgeschaft. Ik laat hem nu rustig wat sudderen in zijn onvermogen om zichzelf terug te vinden in de woorden van een gesprek dat hij toch niet kan voeren. Vorige maand is zijn echtgenote overleden. Hijzelf is reeds langer overleden, maar niemand deed voorlopig enige moeite om het hem te vertellen. Met enige verbeelding zou je kunnen stellen dat hij zich zittend in een zetel ophoudt in de Limbo, weggezonken in een lethargie die men verkeerdelijk interpreteert als diep nadenken. Mijn buurman is geen denker. Omdat onze huizen naast elkaar staan en ik zijn aanwezigheid af en toe moet dulden heb ik voldoende tijd gehad om een oordeel te vormen dat steek houdt. Hoogstens denkt m’n buurman na over hoe het vroeger was, of hoe je een ei bakt. Voor het overige laat hij het lawaaierige want vermoeiende denken over aan de televisie. De kloof tussen ons is zo onneembaar diep dat het je gaat duizelen met de voeten aan de afgrond bij de gedachte om gedurende pakweg 10 minuten dezelfde ruimte met ‘m te delen. Want ikzelf ben zo’n verwaand type dat vanuit een zelf gegraven vergeetput enkel preekt tot de gegoede en bij het testbeeld doof gemasturbeerde burgerij. Enerzijds beweer ik afscheid genomen te hebben van de brutale planeet, maar als er niemand kijkt ben ik verwoed in de weer om mezelf uit het drijfzand van de manke gemeenschap en zijn misselijkmakend kluwen van bewoners te hijsen.

Steeds weer moet ik denken aan de heldere bruine ogen van mijn schoonmoeder. Aan de kraaienpootjes en groeven in ‘r huid die ik voordien nooit eerder zag. Tijdens het laatste bezoek dat ik haar samen met m’n echtgenote bracht, keken haar bruine ogen over me heen, naar een einder die er enkel voor haar was. Ik neem de tijd om de omgeving van de cafetaria, waar we ons met zijn drieën even afzonderen, helemaal in me op te nemen. M’n vrouw praat rustig en vol onevenaarbare liefde tot wie ooit haar moeder was. En ik, tja, ik zie met lede ogen aan hoe ze die aftakelende zielige vrouw kleine hapjes aardbeienyoghurt oplepelt. Het kost me weinig moeite om mezelf mentaal op te krikken, badend in de ongewone stilte die de cafetaria van het verzorgingstehuis heeft ingenomen. Op het zeemzoeterige gezoem van een koffieautomaat na is er weinig geluid in de geelbetegelde gangen, en je hoeft geen medische graad te hebben om te zien hoe m’n schoonmoeder geniet van de massage waarmee m’n toegewijde echtgenote de oude verrimpelde handen opnieuw tot leven en tot glanzen brengt. Ik ben onomstootbaar fier op m’n vrouw, maar voel me toch even een indringer en ga buiten, kuierend over keurig aangelegde paadjes en tussen hoge grijze blokken een sigaret roken. Ik voel het evenwicht, en de aarzelende wind van de lente die m’n huid streelt. De stilte op het terrein is ook al opmerkelijk zacht, en ik wou dat ik er op kon wegdrijven. Als een plank. Geen spoor van lichamelijke mobiliteit. Als een dood blad tijdens de herfst. M’n gedachten zouden net zo bewegingsloos zijn. De bries tilt me op en voert me tussen de hoog oprijzende gebouwen die zonder uitzondering de wachtkamers van de dood herbergen, en waartussen de paradijselijke rust van het aangekondigde overlijden rondwaart. Je weet wel, zo’n dag waarop elke vezel in je afgematte lichaam schreeuwt om een woord van troost. Een lettergreep desnoods.

En dan is het toch steeds weer zij. Ze neemt m’n hand en fluistert even hoorbaar als de strelende wind op m’n hand. “Dat ik het leven niet zo ernstig mag nemen, omdat het leven nu eenmaal niet zo vreselijk ernstig is”. Op de terugweg praatten we nauwelijks. Het is een stilte die enkel wij begrijpen. M’n echtgenote en ik. Van hot naar her. Want de terugweg is bijna aan de andere kant van het land. Nog een bezoek. Een bezoek vol verwarring en tegenspraak. Vol respectbetuigingen en uitwisselen van plichtplegingen waaraan ik me hoop te kunnen onttrekken door diep weg te zakken in een van de ouderlijke fauteuils en door de leegte te vullen met beelden van wielrenners die de grootste moeite hebben om overeind te blijven op hun lijdensweg van Parijs naar Roubaix. Kilometers malen om vervolgens de oprit op te rijden. En omdat het zo een van die dagen is voel ik dat de hoop is opgebruikt. Metertje op 0. De beelden van het grote witte huis met roodkleurig zadeldak. Vandaag is als een reis door de hel. Blootsvoets over lange slierten kasseien. Een slenterige nostalgie, eigen aan het aanvangen van de Lente, die in me is gaan rondwaren en die per opgebruikte minuut alle nog resterende hoop erodeert. Stemmingen doen haasje over. Gevoelens worden inwisselbaar.

M’n liefste, laat me vluchten naar de duistere warmte van je tedere schaduw. Want in je immer verwelkomende armen is het heerlijk uitdoven. Het nirwana in de donkere schittering van je ogen. Dat is alles wat ik nog wil zien op een dag als deze.

dinsdag 7 april 2009

The perfect Colour of Death

Your icy stare into my eyes, as if your face is wrapped in a thousand thin veils, mysteriously hiding thoughts,
so many, and pale colours still so rich.

On my lips is this question to fall in love with me one more time, though I’m fully aware it will leave me worn out completely : drained of every further dream.
Both of us know how passionate we relate without the words. Perhaps that’s why I’m leaving them all here. Unspoken.

Both of us know you are wearing the colours of death.

The Elementary Particles

Never read a book before that is so dark and pessimistic.
Oh, I agree absolutely with the authors view on things. Still, I have been analysing the sociological analysis that is one of the stories drivers, and I really wonder if the next generations are able and willing to find a way to stop the Western World from slipping into a parallising coma of silence and loneliness. I was not at all offended by descriptions that some call "pornographic". First of all, I don't consider them "pornographic" and secondly, those descriptions are functionally building the atmosphere of ego-ness in which lots of us nowadays are drowning.

donderdag 2 april 2009

Ostia

Do you remember Ostia, Love ?
Our wandering through the empty streets while the sun was beating down on our heads. Our entering the red brick houses with the writings on the plaster walls. Kind of giggling from the past.
We were drawn to the theatre where you went sitting on the marble stairs. I dragged behind and following your request I stayed below, looking up to your mysterious smile. Far away, yet strong enough to beat the splendour of the midday sun.
I stood below, singing a song for you.
For you, Ness, sitting there and being the mystery you have been from the very beginning.
If only my words could be on a wing.

Disturbed by a mystical shouting from the past, the earth bound spirits of the sixth legion that was slaughtered at the gates.
Do you remember Ness ? The howling wind carrying angry complaints, barely masking the grim mouths shouting out loud. And it filled up the space in between.
You felt the presence too, didn’t you ?
But you just smiled and applauded.
Threw a coin with the portrait of Augustus at my feet.
It was impossible for me to figure out if this glistening coin at my feet was a reward or a religious item. While exposed to the radiation below, I did not notice you came down from the steps and held my hands, whispering slowly something I could not understand.

What was it Ness ?
Please tell me now.
Because from that moment on, time frozen kiss in an ancient Roman theatre, all my Gods failed to exist.
I beg you to tell me Love. What were those words ?

woensdag 1 april 2009

Waiting for the deserts call

Your silence only cowardly feeds my anger, Love. Realising you have been abusing my body and soul all along. This deafening silence suffocates the living breathing of the memories of who we once were. The ones I kept in my little grey box, yes.
And now I’m feeling sorry for you, as you never were aware of whom you were actually messing with.
I am the Dark and Unforgiven. The Mad Monk that kills all that breathes for no reason. I am the devourer of Souls, hunting you down.
50 years you get in advance. 50 only.
In the 51th year I will cut your chest open and rip out your heart, for it should be given to Chac-Mool, the god on which ritual burning grounds my legion will get you cornered. I leave your undead remains to the vultures that will keep your spirit alive
In the 52th year I will take your last drop of blood and drag your passed away spirit to the underworld.
For I am the true son of Ma Kali
I’m truly sorry Love, but as the templars in my legion use to cry out: “Deus Vult”.

dinsdag 31 maart 2009

Tonya

There was another phone call the following day. The phone, mounted on the kitchen wall at the end of the corridor cried out loudly, but I thought it would be inappropriate to pick it up as me and my girlfriend Tonya were making love. She was on top of me, and as she was focussing on another climax, the ringing signals were not able to reach her. I couldn’t help being disturbed. And while Tonya was riding me I stared into the shadowy space of the corridor and waited until the answering machine would take over. I can’t afford to loose Tonya. She has been filling up the empty space that was left in my life after I got divorced from Laura McNeely. I guess she’s so sex hungry because she’s only 22. While I was trying to pick something up of what was recorded on the tape of the answering machine, Tonya came a second time, breathing heavily and softly moaning.

I only got a chance to listen when my girlfriend was totally satisfied. Although she insisted to go down on me, I said it was a better idea to hit the shower.

Sometimes I wonder when she will found out about the coffins in the attick. It would be a real waste to silence her. Of course, you never know. She’s still young, and when we make love, we never kiss or look into each others eyes. Making love is quite mechanical and mostly driven by an animal kind of magnetism, and I’m sure she doesn’t feel any “love” for me, but as these things go : before you know there’s a bound, and before you know she starts getting curious about the guy she shares her lust with and goes sneaking up on things.

Luxemburg station, 22:53

I had a meeting with him at Luxemburg station. For some obscure reason he showed up at 22:53. I had left at 22:41.
These are confusing times. I wonder what will happen next.

Even the Dead Decay

Even the dead decay, so

sometimes I walk along the graves to feel related again. It's not just weathered faces and broken tombs. There's more to it than just fading portraits, as we are all connected on an immaterial level, once we cross the line. Once I cross the line, a nebulous realm of fading souls shows up. I walk up to the weeping willow, where she waits for me. I kiss the nose of a lovely little girl that died by falling from a balcony. Not far from where I live. Years ago though. We walk hand in hand sometimes.

I hear her last screaming as she falls onto the street. But as I walk up to her grave, she takes my hand and whispers in my ear that I shouldn't worry about her anymore.

There’s a sergeant from the English army that was put in a grave carrying the wrong name. I notice his presence. He knows I’m around, but refuses to meet me. It’s a shame, because I’m very grateful for what the English did for my country in those days. I would really like to meet the one that is behind the name on the sergeant’s grave, but up to now he never showed up.

I’m too sensitive. My ability to feel empathy is overseized. There hardly is any material proof of what is happening at the cemetries that I visit so often. Mostly they laughed at me when I try to explain a little. Some refused to see me again. Other said I should join the league of superheroes. I don’t think it’s funny nor is it giving me supernatural powers. I can’t direct them. I can’t use any of the information that is been passed on to me by the dead. I only feel the fear of the balcony girl, and the sudden pain that crushed her tiny life, time and time again as some cascading threat that survived her falling and went on living like an infinite echo. Hitting me every time I look into her eyes and notice her tears.
I also met a dead man that claims being poisened by his wife. He has some very strong arguments to proove it. Unfortunately every material witness disappeared with time. Every trace vanished. On top of that, this man shares a grave with his wife. Maybe I should ask her out, but some of the others say she is ghostless. I haven’t found out yet why some of them are what the other call “ghostless”. I think they only consist of earthly residues. Worn and out of fashion clothes in a suitcase somewhere.